Toespraak Cees van de Rhee bij het overlijden van Evert van Ravensberg

Noodlottig

was het moment waarop Evert de dood vond. Hij reed met 6 maten op het dijkje van de Ronde Hoeppolder ten zuiden van Amsterdam. Een rondje dat hij niet tientallen, niet honderden, maar misschien wel duizenden malen heeft gereden. Hij reed in een treintje van 7 en is op de een of andere manier uit balans geraakt. Waarschijnlijk heeft hij het wiel van zijn voorligger geraakt en is ten val gekomen. Het noodlottige van het moment was dat precies toen een auto uit tegengestelde richting kwam. Evert is in zijn val geraakt en was op slag dood. Als dat geen noodlot is, dan weet ik het ook niet meer.

Ik heb het er nog over gehad met zijn wielrenmaten.

Die zeiden: ”Ach, we vallen allemaal wel eens een keer. Dan zitten we een paar weken onder de schaafwonden. Hooguit breken we een sleutelbeen maar dat is dan ook alles”. Maar bij Evert was het het einde van zijn leven.

In Evert is een mooi atleet verloren gegaan. Een ongelooflijk fanatiek wielrenner. Een zoon. Evert zijn moeder leeft nog en is er helemaal kapot van dat ze haar zoon ten grave heeft moeten dragen. Een broer. Voor Frank was Evert echt gewoon zijn steun en toeverlaat. En een vader, Evert had één zoon.

Er is een vriend verloren gegaan.

In Evert is ook een ongelooflijke cijferfanaat verloren gegaan. Als Evert samen met zijn  broer ooit aan een sportquiz zou hebben meegedaan hadden ze die waarschijnlijk glansrijk gewonnen. Hij wist echt elke centimeter, elke seconde, elke… noem maar op.

Hij was een ambachtelijk drukker. Evert had een drukkerij en het was een wonder om hem om de grote drukmachine van 100 jaar oud heen te zien dansen. Om daar op een wonderbaarlijke manier dingen op te drukken.

In hem is een gezond en ook een buitengewoon ongezond mens verloren gegaan. Hij kon dingen waarvan je zegt: hoe is het mogelijk dat je dat kan. Tegelijkertijd kwakkelde hij ook met zijn gezondheid.

Het is een hartelijk en betrokken en hulpvaardig mens geweest.

Ik denk dat de velen die hem kennen dat alleen maar kunnen bevestigen. Evert was in die zin niet doorsnee. En Evert heeft zichzelf misschien soms ook wel tekort gedaan. Hartelijk, vriendelijk en hulpvaardig als hij was, zozeer cijferde hij zichzelf vaak weg.

Dat had hij wat mij betreft wat minder mogen doen.

Als atleet heeft Evert vooral loopnummers gedaan en met name dan de 3000 steeple en daarin was hij heel goed. Hij was geen ster, hij is nooit Nederlands kampioen geweest, al heeft hij  wel vaak aan kampioenschappen mee gedaan. Waar Evert absoluut in uitblonk, is dat hij dieper kon gaan dan wie ook en dat was zijn grootste talent. Heel bijzonder maar soms ook wel bijzonder gek. Ik herinner mij, en daar wilde hij helemaal niet aan herinnerd worden, dat ik hem wel eens echt kotsend over de finish heb zien gaan op een 3000 steeple. Dan vond hij dat dat eigenlijk wel redelijk normaal was. Ik heb dat nooit normaal gevonden. Maar hij liep eindeloos, totdat zijn benen het niet meer toelieten. Hij was trouwens ook nog best een verdienstelijk hoogspringer. Vraag niet hoe dat kan, een steepleloper die kan hoogspringen, maar hij deed het. En hij was zeker ook een verenigingsmens, hij heeft allerlei taken verricht binnen de vereniging. De jongere generatie zal hem nog kennen als starter bij de onderlinge wedstrijden. Dat heeft hij een flink aantal keren gedaan en ook bij de scholierenveldloop. Over een tijdspanne van vele decennia is hij altijd zeer actief betrokken geweest bij AV Haarlem. Op gegeven ogenblik deden zijn benen het niet meer. Hij had waarschijnlijk meer littekenweefsel in zijn kuiten dan spierweefsel. Want ja, als je eindeloos  doorgaat, ga je ook door als je geblesseerd bent. Niet erg verstandig, wel typisch voor Evert.

Toen is hij gaan wielrennen, en dat is zijn volgende passie geworden. Wat ik daarover wil vermelden, is dat hij meer dan 80 klassiekers gereden heeft. Dan hebben we het over de ronde van Lombardije over Luik-Bastenaken-Luik etc. Eens per jaar ging hij naar Le Champion, dan ging hij daar naar een bijeenkomst waar nog meer van dat soort figuren kwamen. Hij had in zijn huis een kast staan waarin al zijn prijzen stonden en overal bordjes erbij, dat  je weer zoveel klassiekers gespaard had en daar was hij ontzettend trots op. Maar het allergekste wat hij gedaan heeft is vorig jaar 27/28 mei geweest. Ik vond het totale gekte maar  hij vond dat een totaal fantastisch gebeuren. Hij is toen van Bordeaux naar Parijs gefietst aan een stuk en dat is meer dan 600km. Door de nacht heen met een stel andere van die figuren. Ze schijnen nog wel min of meer verlicht door de nacht gereden te zijn. Ik heb hem daarna gesproken: hij was daarop zo trots als een pauw en het is natuurlijk ook een waanzinnige prestatie.

Hij wist nog te vermelden dat het verstandig was wat hij gedaan had. Want degenen die ’s nachts overnacht hadden moesten de volgende dag een stuk eerst met de auto omdat er onweer was. Maar HIJ was slim geweest om door te fietsen. Heel tekenend. Aan de ene kant is het natuurlijk fantastisch, maar aan de andere kant eigenlijk ook heel maf.

Maar ja, wat bleef, was dat Eef natuurlijk een heel fijne vent en een hartelijk persoon was. En dat was zijn afwijking. Nou, geef mij maar mensen met dat soort afwijkingen in plaats van al die figuren die je ook in deze wereld ziet rondlopen.

Een zoon, een broer en een vader. Frank heeft altijd een ongelooflijk hechte band met zijn broer gehad. Frank, maar ook de rest van de familie is helemaal kapot en dat zijn ze nog steeds.

Ik heb met Evert in een atletiekploeg gezeten en daarin waren we gewoon vriendschappelijke kameraden. Ruim 20  jaar geleden ben ik hem pas echt weer tegengekomen en vanaf dat moment was het ook zo dat hij eigenlijk deel uitmaakte van ons gezin. Zijn zoon is bijna net zo oud als onze dochter. En er was een vaste plek voor Evert. Sindsdien zijn onze levens ook verweven geraakt. Als levens verweven zijn en zo plotseling uit elkaar worden gescheurd, dan is er elke dag het besef van hé het is er niet meer. En zo plotseling.

Evert was dus heel erg gezond door al die kilometers die hij maakte. Alles werd op “strava” vastgelegd. Dat is een appje. Dan kon je aan iedereen laten zien, ik heb vandaag weer 87 km gereden en ik heb er zo lang over gedaan en de route was zus. Dat hield hij allemaal bij. Hij heeft de 30.000 gehaald?  (Frank: volgens mij net iets meer dan 25000. Maar belangrijk was ook met wie hij had gefietst. Hij kon weg gaan voor een tochtje van 60km en dan had ik hem ’s avonds aan de lijn dan kwam hij iemand tegen die moest de andere kant op dan reed hij nog een stuk mee en dan was het 120km geworden en dan zocht hij die man op social media op en dan had hij een vriend voor het leven. Ging hij die man zo’n 4 jaar later nog eens opzoeken als hij daar in de buurt was.)

Het is een heel aparte wereld die wielrennerij. Die maakten elkaar gek voor de kilometers. Maar ze hebben daar ongelooflijke zin in. Dan ging Evert een rondje IJsselmeer doen en was hij na 300km weer thuis en had hij een topdag. Joris refereerde er nog aan tijdens de uitvaart:  dan was mijn vader weer eens een eind wezen fietsen en dan vroeg ik hoe het was, dan kreeg ik altijd een gecodeerd antwoord: ik heb zoveel kilometer gereden, met dat gemiddelde over dat traject. Joris had geleerd om dat te vertalen in oh, het was dus een mooie dag.

Maar hij was ook ongezond, hij sliep slecht. Zijn lijf liet hem zo nu en dan in de steek. Wat ik heel tragisch vind, hij zat voor een deel tegen een omslagpunt aan. Zijn lijf kon niet meer alles. Misschien, dat hij die gekte van hem een beetje zou kunnen loslaten.

Dan zou er waarschijnlijk ruimte zijn geweest voor andere dingen. Hij was er mee bezig, maar hij was er ook niet mee bezig. Hij had een heel slechte rug de laatste jaren. Hij zou misschien aan een hernia geopereerd worden. Dus zat hij te twijfelen, moet ik misschien maar ophouden met me steeds maar te meten met 40-jarigen. Want dat is wat hij deed.

Had hij weer eens een inspanningstest gedaan en dan wist hij te melden vol trots: ik heb nog de conditie van….. en noemde hij iemand die 30 jaar jonger was. Daar was hij trots op en daar was hij ook terecht trots op. Maar hij bleef zich maar meten.

Wat misschien het treurigste is, Evert had een zoon. Hij is laat vader geworden, na zijn 40e en die zoon heeft hij nooit echt bij zich gehad. Hij is nooit echt gerespecteerd in zijn vaderschap. Maar een paar jaar geleden heb ik samen met mijn vrouw hem gepusht, ga je huis nou verbouwen. Maak er nou eens een thuis van in plaats van een hol waar je in slaapt. Dat heeft hij toen gedaan en wat een van de belangrijkste dingen was, er was ook ruimte voor zijn zoon. En voor zijn zoon was er ruimte om te gaan studeren in Amsterdam. Maar  vooral ruimte om samen met zijn vader te zijn. De laatste twee en half jaar is dat voor vader en zoon een heel belangrijke periode in hun leven geweest, omdat ze eindelijk gewoon vader en zoon konden zijn. Dat vind ik ook het allerergste, dat dat zo abrupt gestopt is. Dat is heel treurig. Ik weet zeker dat Joris diep in zijn hart meedraagt dat hij een vader heeft gehad die was zoals hij was. Maar dat doet daarom bij hem alleen maar erg veel pijn.

We hebben Evert ten grave gedragen een paar weken geleden. Hij is vergezeld van 100 wielrenners, van het Brouwerskolkje over het kopje naar de begraafplaats, hier in Bloemendaal gebracht. We zijn bewust over het kopje gegaan omdat daar ook nog van AV Haarlem afscheid genomen werd. Met de rug naar het militair schietterrein waar we zo ongelooflijk veel “Haarlem”-se kilometers hebben liggen hebben ze daar gestaan met vlag en symbolisch afscheid genomen. Vervolgens heeft Evert nog zijn laatste beklimming van het kopje gedaan, hij demarreerde weg. De begrafenis auto reed even iets harder zodat we er zeker van konden zijn dat Evert zijn laatste demarrage geplaatst had en als eerste boven was. Aan het eind is er een eresaluut geweest. Met alle fietsen omhoog en door die haag de begrafenisauto. Dat was een prachtig stemmig einde en dat was het ook voor de wielrenners voor wie Evert een dierbare medewielrenner was.

Een mooi moment om afscheid te nemen. Zonder woorden. En ik weet zeker, dat als er een hemel is en van waaruit Evert naar beneden kon kijken, dat hij zou zeggen: Als ik dan toch begraven moet worden dan is het goed zo”. Dat hij met een glimlach om zijn mond gekeken zal hebben. En ik weet zeker dat als er een hemel is en Evert kwam aan de hemelpoort en klopte aan, dat ze dan opengedaan hebben en zeggen: ”Meneer van Ravensberg, u bent te vroeg”, maar als u toch hier bent, en als we u niet toe laten, wie moeten we dan wel toelaten?”.

Tot zover Cees

Annuleren